“Om te komen tot dat ene allerbeste idee, heb je minimaal 300 ideeën nodig”. Hier en daar zien we een gefronste wenkbrauw en wat vragende gezichten. Want 300, dat is wel heel veel…
We zitten in de masterclass Creativiteit en Innovatie, waarin we onze methodiek om innovaties te realiseren binnen organisaties toelichten. De methodiek waar het om gaat, hebben we zelf ontwikkeld en omhelst 4 stappen: ideegeneratie – selectie – concepting – realisatie. Het lijkt simpel, maar in de praktijk zien we dat er voor één probleem vaak maximaal 10 ideeën voor oplossingen worden bedacht, om er vervolgens eentje uit te werken. Jammer genoeg blijkt vaak dat die ene oplossing toch niet zo goed past. Gek genoeg zit het probleem hem niet aan het eind van dat proces, of in de keuze voor dat ene idee. Al aan het begin was het proces gedoemd te mislukken. De reden? Te weinig ideeën. Maar hoe zorgen we ervoor dat we meer oplossingen bedenken dan 10 en vervolgens het juiste antwoord selecteren?
Denkvaardigheden tijdens het innovatieproces
Het innovatieproces heeft alles te maken met denkvaardigheden en hoe deze worden benut. We kunnen verschillende denkvaardigheden onderscheiden, waarbij we er graag twee uitlichten; divergent denken en convergent denken. Beide vaardigheden worden ingezet om een probleem op te lossen, maar op een geheel andere wijze én op andere momenten in het innovatieproces.
Divergent denken – kwantiteit
Om te komen tot meerdere ideeën voor een oplossing, is het van belang divergent te denken. Divergent denken is de capaciteit om een vraag op verschillende manieren te interpreteren en veel mogelijke antwoorden te vinden. Divergent denken beschouwen we ook wel als ideegeneratie; de eerste fase in een innovatieproces. Een fase die ontzettend belangrijk is! Helaas wordt deze fase in de praktijk vaak overgeslagen of dus niet goed benut. Dit komt grotendeels omdat mensen zich er niet van bewust zijn dat dit nodig is, of zelfs noodzakelijk. Het vraagt om expertise om dit proces goed te faciliteren en efficiënt in te steken. Daarnaast is het zo dat veel mensen niet meer gewend zijn om op deze manier te denken. Als kind doen we niet anders, maar naarmate we ouder worden, neemt de natuurlijke kwaliteit van divergent denken af. Dit komt voornamelijk omdat we in het onderwijs leren dat er slechts één antwoord op een vraag is.
Bij divergent denken gaat het om het leggen van (nieuwe) verbanden tussen verschillende mogelijkheden. Bij divergent denken wordt het probleem vanuit verschillende invalshoeken bekeken en zijn er weinig tot geen kaders. Het doel is simpel binnen dit denkproces; de kwantiteit is namelijk belangrijker dan kwaliteit. Binnen een kort tijdsframe worden zoveel mogelijk ideeën bedacht.
Divergent denken wordt gezien als een creatief proces waarbij een diversiteit aan verbindingen, factoren en mensen een grote rol spelen. Om een goed divergent denkproces te hebben, zijn er 8 factoren essentieel:
- Complexiteit vertalen – Het vermogen om bij moeilijke, veelzijdige of ingewikkelde problemen toch ideeën te conceptualiseren;
- Nieuwsgierigheid – Zoeken, vragen stellen, leren om meer kennis/informatie uit iets te krijgen, en juist hierdoor ideeën te krijgen;
- Uitwerking – In staat zijn om zaken toe te voegen of te bouwen aan het verfraaien van een idee;
- Flexibiliteit – Het vermogen om ideeën te creëren of te schakelen binnen uiteenlopende percepties of categorieën;
- Verbeelding – Het vermogen om te bedenken of te zien nieuwe/originele ideeën te conceptualiseren;
- Originaliteit – De vaardigheid van het bedenken van verse, verschillende, unieke of geheel nieuwe ideeën;
- Nemen van risico’s – De bereidheid om moedig te zijn, lef te tonen – risico’s te nemen en te experimenteren met nieuwe dingen.
Convergent denken – kwaliteit
Zodra de eerste fase van ideegeneratie is afgerond, worden alle ideeën gestructureerd en geselecteerd door middel van convergent denken. Bij convergent denken gaat het juist om de kwaliteit; er wordt gezocht naar één beste oplossing. Joy Paul Guilford introduceerde ‘convergent denken’ als tegenhanger van ‘divergent denken’. Dit denken is gebaseerd op feiten, ervaringen en gegevens uit verschillende bronnen om zo te komen tot één oplossing voor een probleem.
Convergent denken is dus ook een probleemoplossende techniek. Het samenbrengen van verschillende ideeën van verschillende deelnemers of velden om tot één beste oplossing te komen, staat hierbij centraal. Convergent denken vervult dus een belangrijke rol in de tweede – of selectiefase van het innovatieproces. Daarnaast is deze manier het meest geschikt voor situaties die worden gekenmerkt door een gemakkelijk toegankelijk antwoord dat moet worden uitgewerkt.
Divergent denken vs. Convergent denken
Nu we snappen wat beide denkvaardigheden betekenen als het gaat om innovatie, is het interessant om te zien wat er gebeurt als we deze met elkaar vergelijken. Sommige factoren kunnen van invloed zijn op deze denkvaardigheden;
- Persoonlijkheid – Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat bepaalde persoonlijkheidskenmerken sterk aanwezig zijn wanneer het gaat om divergent denken. De resultaten tonen aan dat extraversie en openheid nodig zijn om divergent te kunnen denken. Als het gaat om openheid heeft dit effect op eigenschappen zoals nieuwsgierigheid, creativiteit, originaliteit en verbeelding. Uit het onderzoek bleek ook dat er geen specifieke persoonlijkheidskenmerken geassocieerd worden met convergent denken. Dit concludeert dus dat alle mensen, ongeacht hun persoonlijkheid, in staat zijn om convergent te denken.
- Slaaptekort – Uit een onderzoek (1988 – J.A. Horne) is gebleken dat zelfs een enkele nacht slaapgebrek een negatieve invloed op divergent denken kan veroorzaken. Het tegenovergestelde geldt voor convergent denken. Bij mensen met deze denkvaardigheid werd waargenomen dat zij juist meer soepel zijn in hun denken, wanneer er sprake is van een korte termijn aan slaapgebrek.
- Creativiteit – In vergelijking met divergent denken vraagt convergent denken om minder creativiteit en juist meer om kennis en logica.
Don’t skip the first step!
Het belangrijkste om je te realiseren is dat zowel beide denkwijzen – convergent en divergent – van waarde zijn in het innovatieproces. Beide vormen zijn essentieel, maar moeten wel op de juiste manier én op het juiste moment ingezet worden.
Divergent denken brengt de beste resultaten wanneer het wordt gebruikt om zoveel mogelijk input te verzamelen die creativiteit mogelijk maken of waarvoor creativiteit essentieel is. Convergent denken is bij uitstek geschikt voor situaties waar er een ‘beste’ of ‘juist’ antwoord bestaat en het haalbaar is om het antwoord op basis van de beschikbare informatie te bepalen.
Wil je ervoor zorgen dat je de eerste stap van het innovatieproces goed zet, zodat je later niet in de problemen komt? Houd dan vooral rekening met een aantal simpele ‘voorwaarden’. Zo weet je zeker dat je in de eerste fase (ideegeneratie) de juiste input hebt om mee verder te gaan:
- Diversiteit: Een diversiteit aan mensen is belangrijk. Betrek mensen in het proces die er op een andere manier in staan, bijvoorbeeld een klant, partner of collega van een hele andere afdeling. Zo ben je in staat om vanuit meerdere invalshoeken ideeën te generen en tegen het probleem aan te kijken.
- Verbinding: Veel ideeën zijn op zichzelf nog niet zo goed, maar worden sterk door de verbinding. Door dit goed te benoemen in het proces, ga je merken dat er meer verbanden tussen ideeën ontstaan.
- Andere wereld: Wanneer er divergent gedacht wordt, geldt dat ook ‘vreemde’ ideeën goed zijn. Door op zoek te gaan naar ideeën die verder van het probleem af staan, of bijvoorbeeld te kijken naar andere branches, kom je tot een betere oplossing.
En, wat denk je? Lukt het je om de volgende keer meer dan 10 ideeën te bedenken? Have fun!
Wil je meer weten over het innovatieproces? Klik dan hier.
“Imagination is more important than knowledge. For knowledge is limited to all we now know and understand, while imagination embraces the entire world, and all there ever will be to know and understand.” Albert Einstein
Get Social